Een bezoeker komt naar de filosofische praktijk met de vraag: “Waarom twijfel ik zo vaak aan mezelf?” Hij legt uit dat hij ruim 30 jaar als docent voor de klas staat en geregeld met het gevoel naar huis gaat dat hij nog steeds niet kan lesgeven. Niet elke dag, maar zo af en toe twijfelt hij heel erg aan zichzelf en kan daardoor slecht slapen.

Bezoeker: “Ik heb bijvoorbeeld een heel mooie les voorbereid. Ik heb er veel tijd ingestoken, mooie plaatjes gemaakt bij mijn presentatie, vragen bedacht die ik aan de leerlingen kan stellen om een discussie op gang te brengen, opdrachten om daarna zelfstandig aan te werken. Dan komen de leerlingen mijn lokaal binnen en ik begin met mijn prachtige les. Halverwege merk ik dat mijn verhaal niet overkomt. De leerlingen zijn er niet bij en het wordt steeds onrustiger. Het laatste deel van de les laat ik hen zelfstandig werken, maar er gebeurt heel weinig.”

“Na afloop en ’s avonds thuis wordt de twijfel of ik wel echt kan lesgeven steeds groter. Ik heb daar echt veel last van. Ik slaap slecht en de volgende dag ben ik bang dat het weer mis gaat. Ik wil nu wel eens weten waarom ik na al die jaren nog steeds twijfel of ik het wel kan. Ik heb mijn schoolleider wel eens voorgesteld mij maar te ontslaan. Die raadde me aan er nog eens een nachtje over te slapen.”

Mijn eerste vraag aan de bezoeker, na diens inleiding en uitleg, is: “Wat bedoel je met ‘waarom’? ’Waarom’ betekent ‘om welke reden’. Is dat wat je bedoelt, of bedoel je ‘waardoor’, ‘door welke oorzaak’?”

Na wat heen en weer gepraat blijkt dat de bezoeker vooral wil weten wat de oorzaak is van zijn twijfel.

wat is ’twijfel’?

De eerste stap die ik met mijn bezoeker zet in onze gezamenlijke dans is de vraag wat het begrip ’twijfel’ betekent. Waarom is het belangrijk dat begrip te onderzoeken en niet bijvoorbeeld te vragen: “Heb je die twijfel al vaker in je leven gehad?” zoals een therapeut zou kunnen doen?

In de eerste plaats heeft een filosofische praktijk geen kant-en-klare oplossingen of therapieën op de plank liggen, waar we nadat we de juiste diagnose hebben gesteld, naar toe werken. Ons doel is de bezoeker zorgvuldig te laten nadenken over de kwestie waarmee hij naar de praktijk komt. In de tweede plaats weten we nog niet genoeg over de vraag waarmee hij de spreekkamer binnen stapte. Laten we dus eerst maar eens dat begrip ’twijfel’ onderzoeken.

“Twijfel is onzekerheid over het resultaat van iets wat ik doe. Ik twijfel of mijn lessen tot goede resultaten leiden.” zegt de bezoeker na enig nadenken.

“Is dat het zelfde als twijfel?”

“Nee, niet precies het zelfde. Onzekerheid is meer een glijdende schaal, je kunt meer of minder onzeker zijn. Zoiets als waarschijnlijkheid: je gaat elke dag je huis uit naar je werk in het vertrouwen dat je levend aankomt. Dat is nooit helemaal zeker. Het is wel heel waarschijnlijk. Als je daar niet vanuit zou gaan zou je niet meer de deur uitgaan.”

Het is even stil en hij gaat verder: “Twijfel is meer: het is het een of het ander. Het is wel of niet, 0 of 1. Ik kan lesgeven of ik kan het niet.”

“Twijfel is niet per se verkeerd,” zegt hij. “Integendeel. Omdat ik twijfel kan ik mijzelf verbeteren. Ik heb niet zoveel op met mensen die alles zeker weten. Die zijn uitgeleerd. Maar er is een verschil tussen vruchtbare twijfel en destructieve twijfel.”

coachen of filosoferen?

Op dit punt gekomen zou het gesprek twee kanten op kunnen gaan, rechtsaf richting coaching of therapeutisch gesprek, of rechtdoor richting filosofisch onderzoek. De eerste richting zou verdergaan met de vraag: “Mag je twijfelen?” Dan gaat het al snel de psychologische kant op, maar belangrijker is dat hij het woord ‘mogen’ helemaal niet heeft gebruikt. Hij is op zoek naar de oorzaak van zijn twijfel, de oorzaak voor zijn gedachte dat hij het niet (meer) kan. Daar zal het gesprek over moeten gaan. We gaan voortvarend verder met ons onderzoek.

Het valt mij op dat de bezoeker al een paar keer het woord ‘kunnen’ gebruikt. Hij wil dat begrip nader onderzoeken: “Wat is dat, ‘iets kunnen’?” Let op: ik vraag niet: “Wat betekent ‘kunnen’ voor jou?” Dat zou de bezoeker alle gelegenheid geven voor zijn eigen particuliere invulling van het begrip ‘kunnen’. Daarmee komen we niet verder. We zijn in de filosofische spreekkamer bezig met een heel precies onderzoek naar de redeneringen die de bezoeker in de problemen brengen en de aannames en vooronderstellingen die bij die redeneringen horen. We willen heel precies weten waar de redenering niet klopt. In dit gesprek zijn, zoals we zullen zien, verschillende momenten waar het verhaal niet klopt.

Een van die momenten is waar de bezoeker zegt: “Je kunt iets als dat wat je hebt gemaakt perfect is, volmaakt.” Daar werkt hij zich meteen al in de nesten, want hij zegt dit met een volstrekte zekerheid: als het resultaat van wat je doet niet volmaakt is, kun je het niet. Geen twijfel, maar in steen gebeitelde zekerheid.

De bezoeker ziet zelf al snel in dat er in dat geval nooit sprake kan zijn van iets kunnen. Hij komt met een nieuwe definitie van ‘iets kunnen’: “Je kunt iets wanneer het resultaat van wat je doet voorspelbaar is. Als ik dit doe is het resultaat dat.”

Nu zien we ook waarom het belangrijk is op dat begrip ‘kunnen’ te blijven hameren. Immers zijn laatste definitie heeft hem nog verder in de nesten gewerkt: hij zal nooit ‘iets kunnen’. Sterker nog: niemand zal volgens deze definitie ooit iets kunnen. Het voorspelbare resultaat van wat iemand onderneemt is dat hij niets kan. Met die absurde conclusie komt de bezoeker niet verder.

de huiswerkvraag

Het gesprek eindigt met de vraag: “Wat is kunnen?” en die krijgt de bezoeker op een briefje mee naar huis. De bedoeling is dat hij daarmee tot het volgende gesprek over twee weken aan het werk gaat. Hij kan er bijvoorbeeld elke ochtend een half uur over nadenken of opschrijven waar de vraag hem heeft gebracht.

Het lijkt op het eerste gezicht misschien dat de bezoeker geen steek verder gekomen is, dat hij met een kluitje in het riet gestuurd is. Hij kwam met een probleem en had daarvoor graag een oplossing willen vinden. Die oplossing had kunnen zijn nadenken over de vraag “Mag ik twijfelen?” Een andere oplossing kan zijn een mindfulnessoefening wanneer de twijfel toeslaat. Daarvoor kiezen we in de filosofische praktijk niet en daar hebben we een goede reden voor. Hoewel dit soort therapeutische of coachende aanpakken zinvol kunnen zijn, geven die geen inzicht in de vraag waar de bezoeker al heel lang mee rondloopt en waarmee hij niet verder komt.

Door met die vraag naar huis te gaan wordt hij aangespoord om na te denken over zijn vertrouwde zekerheden en daar vragen bij te stellen. Zo voeden we onze bezoekers op in een vragende, filosofische denkhouding.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

About Dick van der Wateren

Als blogger en onderwijsauteur denk ik na over onderwijs en pedagogiek. In 2016 verscheen bij Uitgeverij Ten Brink mijn boek 'Verwondering' waarin ik een lans breek voor onderwijs op basis van vragen die leerlingen zelf bedenken. In 2020 verscheen mijn boek De Denkende Klas bij LannooCampus met praktische aanwijzingen om met leerlingen dieper te denken. Als vo-docent heb ik talentvolle en begaafde leerlingen begeleid die meer uitdaging nodig hebben, en leerlingen gecoacht met diverse problemen - onderpresteren, perfectionisme, levensvragen. Na een lang leven in het onderwijs en de wetenschap ben ik in 2017 een filosofische praktijk begonnen, De Verwondering, in Amsterdam. Daar heb ik gesprekken met volwassenen zowel als jongeren over levensvragen, zingeving, werk, studie, relaties.

Category

filosofie, Filosofisch practicus, gesprek

Tags

, , ,