Categorie: filosofie

  • Filosofisch Spreekuur

    Filosofisch Spreekuur

    Ook dit jaar houden we filosofisch spreekuur op de Parade, het enige rondreizende theaterfestival ter wereld. In Amsterdam zitten Marlies Nadort (op de foto met mij), Nelleke Krol en Karen Fiet voor je klaar. Het filosofisch spreekuur wordt georganiseerd in samenwerking met Human.

    Dit is de tekst op de website van de Parade:

    Wees welkom op Het Filosofisch Spreekuur van HUMAN waar je duikt in je eigen denken en jezelf verrast met een nieuwe kijk. Stap eventjes uit de Parade-drukte en laat je door de praktisch filosofen van het Gilde van Filosofisch Practici begeleiden in een kort gesprek over een persoonlijk vraagstuk – via een deepdive in je denken over dat vraagstuk – naar een vraag die bevrijdt. Een vraag om vrijer van te worden dus. En een beetje wijzer.

    Hier vind je het programma, ook voor andere steden.

    Foto © Diederick Bulstra

  • Train je brein

    Train je brein

    “Braingym — Beter leren door beweging. Goed voor concentratie. De leukste kinderen. Bevordert de integratie van lichaam en brein. Mindgym — Wetenschappelijk onderbouwd. “Over 3 million people worldwide have changed how they think, feel and behave after coming to MindGym.” Superkrachten voor je hoofd. Train je aandachtsspier. Verbeter je mentale conditie.” Zomaar een handvol kreten die Braingym, Mindgym of andere wondermethoden aanprijzen.

    Op het internet en in boeken van ‘braingym gurus’ kun je allerlei methoden vinden, die beloven dat je beter, succesvoller en gelukkiger wordt wanneer je hun trainingen volgt en de lessen uit de boeken toepast. Als dat toch eens waar was!

    Zulke garanties kan ik je helaas (?) niet geven.En, eerlijk gezegd, betwijfel ik of een van die methoden de claims waar kan maken. Of je een beter, succesvoller, gelukkiger, gezonder mens zult worden door de gesprekken in mijn praktijk, hangt vooral af van wat je zelf doet met de wijsheid die je hebt opgedaan.

    Wijsheid

    Die wijsheid bestaat, in de woorden van de oude Socrates, uit ‘weten wat je niet weet’, en het aannemen van een vragende, onderzoekende denkhouding. Dat lijkt een dooie mus. Je komt naar mijn praktijk om wijzer te worden en ik zeg: ‘Zoek het zelf maar uit.’

    Niets is minder waar. De reden dat we vaak niet weten wat te doen, ons afvragen of ons leven zin heeft, is dat we niet de juiste vragen stellen. Onze gedachten draaien in cirkels. Ons denken wordt piekeren en we zoeken wanhopig naar antwoorden die er niet zijn.

    Een filosofisch gesprek bestaat eruit dat we samen op zoek gaan naar de juiste vragen. Niet antwoorden, maar vragen. In het gesprek kan ik eindeloos de vraag blijven herhalen “Wat is het probleem?” Tot irritatie van mijn bezoeker, maar op een bepaald moment valt het kwartje: “Ja, wat is eigenlijk het probleem?”

    Dat is het moment wanneer je je realiseert dat je het antwoord op die vraag niet kunt geven. “Ik weet het niet.” Wat Socrates bedoelde met wijsheid. En dat is het moment waarop ons onderzoek kan beginnen. Pas wanneer je weet wat je niet weet, kun je de vragen stellen die je verder helpen.

    Geluk

    Wanneer je die vragen gaat stellen, en naarmate je beter wordt in het stellen van vragen, ga je merken dat juist dat proces je dichter brengt bij een toestand die we geluk kunnen noemen. Je ontdekt dat je geluk niet afhangt van het resultaat van je denkproces, maar dat het proces zelf, het denken en de onderzoekende, vragende denkhouding die daarbij hoort, bijdraagt tot je geluk.

    Dat is vreemd. Je komt bij mij met een kwestie, een probleem, waar je niet uitkomt. En in plaats van een antwoord of een oplossing ga je de deur uit met een reeks vragen. Maar juist dat is wat je sterk maakt. Naarmate je vermogen om goede vragen te stellen groeit, merk je dat je als mens groeit. En dat is de bron van geluk.

    Geluk is maar in beperkte mate afhankelijk van de resultaten die we in ons leven bereiken. Het is een cliché: ‘Geld maakt niet gelukkig,’ of vergelijkbare tegeltjeswijsheden. Geluk is niet de status die we met veel inspanning hebben bereikt of de balans die we opmaken aan het eind van ons leven. Bij geluk gaat het om ‘goed leven,’ en leven is hier een werkwoord. Het is minder een toestand dan wel een beweging: goed leven op elk moment van ons leven. Denken is zo’n beweging.

    Wat mijn bezoekers gelukkig maakt is niet het resultaat van een denkproces, de oplossing van een probleem, een antwoord of een plan van aanpak. Het is de ervaring te kunnen denken, die hen vrij maakt en steeds vrijer maakt. Ze vinden ‘nieuwe ruimte’ of ‘meer lucht’ in hun denken.

    Die ervaring, het gevoel van kracht en autonomie, die je ervaart wanneer je beter, nauwkeuriger en ‘schoner’ leert denken, gun ik iedereen die mijn praktijk bezoekt.

  • Onderpresteren

    Onderpresteren

    Hoewel ik al jaren onderpresteerders begeleid, blijf ik het een vervelend woord vinden: onderpresteren. Het suggereert dat je ergens onder zit, onder je niveau, lager dan het niveau van je leeftijdgenoten. Presteren is ook zo’n woord waar ik moeite mee heb. Onderpresteren suggereert – onterecht – dat je mislukt bent en dat is slecht voor je gevoel van eigenwaarde.

    Ik vind de vraag of je een onderpresteerder bent en op welk niveau je zou moeten presteren niet zo interessant. Als je bij mij komt, weet je dat zelf waarschijnlijk ook wel, en dat het niet lukt, maakt je misschien ongelukkig. Ik vind het veel interessanter om eerst maar eens te onderzoeken wat jij als de zin en het doel van je leven ziet. Zeker, ik kan je helpen slimmer te studeren – in minder tijd meer bereiken – zodat je meer tijd overhoudt voor de dingen die je belangrijk vindt. Dat komt nog wel, als jij daar behoefte aan hebt.

    Wat Wil Jij?

    Laten we bij het begin beginnen. Wat wil jij? Die vraag geef ik mijn bezoekers vaak mee op het afsprakenkaartje aan het eind van een gesprek, om daar tot het volgende gesprek over na te denken. Dat schrijf ik zo op: Wat Wil Ik? Daarmee geef ik aan dat die vraag gaat over drie begrippen. Wat. Welke dingen, welke relaties en welke waarden vind jij belangrijk? Wat wil je bereiken? Willen. Wat is jouw wil? Jouw wil in verhouding tot anderen, grenzen aan wat jij wilt. Ik: Jij als zelfstandig persoon. Jij in verhouding tot andere mensen en dingen.

    Over alle drie kun je nadenken en door dat te doen word je steeds meer bewust van jouw plaats tussen anderen mensen en in de wereld. Dat leidt dan tot de belangrijkste vraag: Wie ben ik? Wat is belangrijk in jouw leven? Wat verwacht je van je leven? Wat maakt je gelukkig en wat maakt je ongelukkig? Wat motiveert je (letterlijk: wat beweegt je)?

    Dat lijken vragen van een psycholoog of een therapeut. Elders op deze site schrijf ik dat ik geen psycholoog of therapeut ben. Die vragen zijn dan ook niet bedoeld als therapie, maar om jou aan het denken te zetten. In de eerste plaats over jezelf.

    In de loop van de gesprekken ga je steeds beter en helderder nadenken over de dingen waarmee je worstelt of die je dwarszitten. Daarmee groeit je zelfbewustzijn en je zelfvertrouwen. Dat helpt je om goede beslissingen te nemen en je koers te bepalen.

    Slimmer leren

    Als gezegd, ik vind ‘onderpresteren’ een ongelukkig woord. Je presteert namelijk al. Je hebt vaak al op allerlei manieren geprobeerd verstandig te studeren, niet meer uit te stellen, harder te werken. Maar ondanks alle goede voornemens lukt het maar niet.

    Het lijkt heel moeilijk om het anders aan te pakken, maar dat valt vaak nogal mee. Als je een duidelijk doel hebt, lukt het je om de knop om te draaien. Daarom beginnen we onze gesprekken dan ook over wie jij bent en wat jij wil. Niet over wat je ouders of je leraren willen. Ik ga jou ook niet vertellen wat je moet doen. Ik geef alleen advies en tips als jij er zelf om vraagt.

    Dit deel van de gesprekken is dan ook meer gericht op het oplossen van het probleem van uitstellen, onhandig plannen, onhandige leergewoonten en je niet kunnen concentreren. In een aantal gesprekken help ik je op weg om slimmer te leren. Mijn ervaring is dat de meeste mensen met die aanpak leren meer te bereiken in minder tijd en met minder inspanning. Je houdt meer tijd over naast school of studie. Je hebt minder stress voor toetsen en examens en kunt je beter ontspannen. Wie wil dat niet?

    Deze gesprekken zijn voor iedereen vanaf een jaar of 12, vmbo, havo, vwo, mbo, hbo en universiteit. Je hoeft geen moeilijke boeken te lezen, alleen maar zelf denken en dat kan iedereen.

  • Waarom nu Hegel lezen?

    Waarom nu Hegel lezen?

    Sinds vorig jaar ben ik met mijn collega filosofisch practicus Marlies Verlinde (Mevrouw Helderder) het boek Fenomenologie van de Geest van de Duitse filosoof Hegel aan het lezen. Puur voor ons plezier, al moet ik toegeven dat de oude Hegel het ons, lezers, niet makkelijk maakt. Lange zinnen in een onmogelijk Duits. Maar zin voor zin, bladzij voor bladzij komen we verder en wordt steeds duidelijker waar het in zijn denken om gaat.

    Deze week kwam ik een artikel tegen in Die Zeit van de Amerikaanse hoogleraar filosofie Judit Butler, getiteld “Warum jetzt Hegel lesen?”, dat ik naar het Nederlands heb vertaald. Prof. Butler schreef een heel leesbaar stuk waarin ze duidelijk maakt waarom een filosoof van meer dan 200 jaar geleden nog steeds actueel is. Aan het eind van haar stuk zegt ze: “Hier neem ik afscheid van Hegel.” Dat is voor mij nog maar de vraag. Oordeel zelf.


    GEORG WILHELM FRIEDRICH HEGEL

    250 jaar geleden, op 27 augustus 1770, geboren.

    Hij wordt beschouwd als de denker van de moderne burgerlijke maatschappij. Op 14 juli van elk jaar dronk hij een glas champagne op de Franse Revolutie.


    Waarom zou je nu Hegel lezen?

    Deze moderne denker kan ons helpen. Ook hij leefde aan het einde van een tijdperk. Zoals wij.

    Een gastartikel in Die Zeit van Judith Butler

    “Waarom zou je Hegel nu lezen?” vragen we ons af. Het probleem van “nu” is iets dat Hegel in zijn Fenomenologie van de Geest uit 1807 behandelt: Het Nu is precies het moment waarop het Nu vergaat en een Geweest wordt. Hegels denken is niet zo passé als we misschien denken. Tegenwoordig leven velen van ons in angst, of zorg, of zelfs in rouw, omdat we geloven dat de democratie van binnenuit te zeer onder druk staat, zelfs dreigt te worden afgebroken. Is de tijd van de democratie voorbij, en kan de democratie pas een realiteit worden op het moment dat ze vergaat?

    Ik zal geen woorden vuil maken aan de enorme uitdagingen waarvoor we in deze tijd gesteld staan. Maar dit gevoel dat een tijd of een tijdperk voorbij is, is een terugkerend gevoel. Hegel wist het en dacht erover na. Het is waar, het gevoel van tijdelijke desoriëntatie waarmee we leven is zeer reëel, en we kunnen wellicht in de verleiding komen te proberen deze angst, die ons permanent vergezelt, te overwinnen door een bepaalde overtuiging te ontwikkelen: De aarde is teloorgegaan, de democratie is voorbij, de toekomst is afgesloten.

    Deze vorm van fatalisme lijdt echter aan een overtrokken gevoel van zekerheid. Als er wordt gezegd dat een historische tijd voorbij is, betekent dit alleen maar dat we een zeker gevoel voor de historische tijd hebben verloren, dus de vraag is nu in welke tijd we ons bevinden. Hegels beschouwingen over de Franse Revolutie roepen deze vraag op als een belangrijke tijdsvraag, die zich voordoet onder de omstandigheden van de revolutie, namelijk: Welke tijd is dit? – What time is it?

    Natuurlijk beweer ik niet dat we in revolutionaire tijden leven – of misschien doen we dat wel zonder dat ik het doorheb. Maar de voorwaarden voor onze tijdservaring lijken niet langer van toepassing te zijn. Misschien omdat we ons door verschillende interculturele ontmoetingen realiseren dat mensen kunnen leven met heel andere gevoelens over het verleden, het heden en de toekomst. Of omdat wat sommigen “vooruitgang” noemden, “vernietiging” betekende voor anderen.

    Het is duidelijk dat we er ten onrechte vanuit zijn gegaan dat de tijd zich in een rechte lijn voortbeweegt, zonder enig gevaar voor achteruitgang of omkering. Misschien dachten we dat economische rationaliteit onmogelijk het paradigma van de Rede kon worden en dat over een ethiek van gastvrijheid in Europa niet te onderhandelen viel. Misschien dachten we dat de milieubeweging sterk genoeg was om de soorten en de wereld te redden. Misschien geloofden we dat nationalisme en bezitterig individualisme geleidelijk aan plaats zouden maken voor een transnationale gemeenschap.

    Wat ik “desoriëntatie” noem is tegelijkertijd een gevoel van shock, verlies, nederlaag en ontgoocheling. Maar het is ook een situatie die een vraag oproept en zelfs een onderzoeksdrang ontketent: Welke tijd is dit? Als we het als een vloek zien om in deze tijd te leven, of als we bang zijn dat de volgende generatie ons zal vervloeken omdat we hen een verwoeste wereld hebben nagelaten, kunnen we misschien op zijn minst twee vragen in gedachten houden. Hoe kan dit gevoel van wereldvernietiging ons een weg vooruitwijzen? Waar en hoe kunnen we dit historische leven, het leven dat we in deze historische tijd leiden, bevestigen?

    Ik stel voor dat we onze blik weer op Hegel richten om vooruit te kijken – en daarmee diegenen tegenspreken die ons ervan willen overtuigen dat het denken van Hegel per definitie altijd te laat komt om voor het heden nog nuttig te zijn. Want Hegels filosofie stelt ons in staat om te begrijpen hoe sociale verbanden ontstaan uit potentieel gewelddadige conflicten, en richt zich dus op het heden en onze desoriëntatie. We zijn niet de eersten die zich afvragen wat ons als maatschappij bij elkaar houdt. Zijn er sociale verbanden die voor ons een wederzijdse verplichting met zich meebrengen?

    Deze vraag veronderstelt dat we onszelf niet alleen kunnen zien als zelfzuchtige individuen, maar ook als sociale wezens waarvan de wederzijdse verplichtingen hun onderlinge bondgenootschappen overstijgen. Ons leven, en onze status als sociaal wezen in het algemeen, wordt gekenmerkt door vormen van onderlinge afhankelijkheid die niet eindigen bij nationale of territoriale grenzen. Met de hulp van Hegel wil ik laten zien hoe we socialiteit en geweldloosheid kunnen begrijpen als potentiëlen van de huidige tijd, die ons in staat stellen om andere potentiëlen aan te boren die ons historisch heden voor ons in petto heeft.

    Als je de rest van dit stuk wilt lezen, kun je het hier downloaden.

  • Wat moet ik met de vragen van mijn kind?

    Wat moet ik met de vragen van mijn kind?

    “The important thing is not to stop questioning. Curiosity has its own reason for existence. One cannot help but be in awe when he contemplates the mysteries of eternity, of life, of the marvelous structure of reality. It is enough if one tries merely to comprehend a little of this mystery each day.

    Albert Einstein – “Old Man’s Advice to Youth: ‘Never Lose a Holy Curiosity.’” LIFE Magazine (2 May 1955) p. 64.

    Kinderen — en vooral heel slimme kinderen — kunnen eindeloos vragen stellen. Als ouders kun je je daar soms geen raad mee weten. Je zou willen dat het stopt, of in elk geval flink minder wordt. Dat zou heel jammer zijn. Vragen stellen is een voorwaarde om zelfstandig te denken. Op de meeste scholen wordt weinig ruimte gegeven aan de vragen waar kinderen mee komen. Het resultaat is dat het denken van kinderen wordt afgeremd. Dat is met name schadelijk voor hoogbegaafden, maar eigenlijk ieder kind heeft het nodig dat haar vragen serieus genomen worden.

    Mijn ervaring voor de klas en in mijn filosofische praktijk hebben mij geleerd hoe we wel met hun nieuwsgierigheid en verwondering kunnen omgaan. Hier een paar ideeën voor zowel ouders als leerkrachten en leraren.

    Op de Facebook pagina voor ouders van hoogbegaafde kinderen, Pharos hoogbegaafd, is een levendige discussie aan de gang die startte met de vraag:

    Wat doen jullie met alle vragen die ze afvuren? Ik heb een drieling van 11 die soms maar door blijven vragen. ‘Waarom zit er water in mijn beker?’ ‘Waarom regent het nu?’ ‘Waarom ben ik nu geboren en niet over 35 jaar?’ De ene vraag na de andere, zonder dat ik tijd heb om antwoord te geven en dan komt de volgende vraag weer.

    De reacties lopen uiteen van “Ik word er horendol van” tot “Geniet ervan.”

    Eén reactie zou kunnen zijn die vragen te ontmoedigen, om van het gevraag af te zijn. Bijvoorbeeld met antwoorden in de trant van: “Waarom? Omdat dat nou eenmaal zo is,” of “Ik laat veel vragen onbeantwoord.” Begrijpelijk. Je wilt als ouder ook wel eens rust aan je hoofd na een dag hard werken. Toch zou het jammer zijn als het daarbij blijft.

    Een ander soort reacties in deze discussie suggereert oplossingen die tegelijk recht doen aan de behoefte van de kinderen om vragen te stellen en de begrensde energie van ouders om al die vragen te beantwoorden.

    Laten we om te beginnen eens kijken welke functie vragen hebben en waarom kinderen vragen stellen. Vervolgens bekijken we hoe het onderwijs met vragen van kinderen omgaat. Tenslotte zetten we de mogelijkheden op een rijtje, waarbij kinderen het beste kunnen groeien.

    Verwondering

    Mensen onderscheiden zich van andere dieren niet alleen doordat ze kunnen leren – dat kunnen andere dieren ook – maar dat ze daarover kunnen nadenken. Een mensenkind kan net als een jonge chimpansee leren dat iets lekker is en iets anders vies, alleen het mensenkind kan vragen waarom dat zo isVoorzover wij nu weten – het werk van de Nederlandse onderzoeker van diergedrag Frans de Waal laat zien dat dieren veel dingen kunnen die we tot voor kort als exclusief menselijk beschouwden.. Mensen kunnen denken over het denken: niet alleen vragen wat iets is, maar ook vragen waarom iets zo is en wat iets betekent.

    Elders op deze website leg ik uit wat verwondering als denkhouding inhoudt. Voor nu is het voldoende dat verwondering een manier van denken is waarmee we bij alles vragen kunnen stellen: niets is vanzelfsprekend, niets is ‘gewoon’ wat het is. Dat is precies de denkhouding van (jonge) kinderen. Alles is nieuw en verwonderlijk. Overal kunnen ze vragen over stellen.

    Als we nu ook bedenken dat verwondering de manier van denken is die vooral bij wetenschappers en kunstenaars sterk ontwikkeld is, wordt duidelijk waarom het belangrijk is die vragende denkhouding niet kwijt te raken terwijl kinderen opgroeien naar volwassenheid. In mijn boek Verwondering laat ik zien dat goede vragen stellen een kunst is die alle mensen – van automonteur, verpleegkundige tot architect of neurochirurg – verder brengt in hun werk en hun leven.

    Verwondering en goede vragen stellen helpen ons, volwassen wereldburgers, om zelfstandig te kunnen denken over ingewikkelde problemen waarmee onze maatschappij wordt geconfronteerd. Dat maakt het belangrijk om vragen van kinderen en jongeren een goede plaats te geven in de opvoeding.

    Vragen van kinderen

    Vanaf het moment dat ze kunnen praten stellen bijna alle kinderen vragen. Dat heeft een goede reden. Kinderen proberen voortdurend de omgeving te begrijpen waarin ze leven, niet alleen de fysieke omgeving, maar ook de sociale omgeving, zoals relaties met ouders, broertjes en zusjes, vriendjes. Veel van dat soort elementaire vragen kunnen ouders niet beantwoorden. Die moeten kinderen zelf ondervinden. Wanneer ze die vragen niet stellen ontwikkelen ze zich niet voldoende.

    Terwijl voor alle kinderen vragen stellen een noodzakelijk element is in hun ontwikkeling, geldt dat nog meer voor (hoog)begaafde kinderen. Die stellen vaak diepgaande vragen over het leven en het universum, jaren voordat hun leeftijdsgenoten daar aan toe zijn. Soms zijn dat vragen waar ze zelfs overstuur van kunnen raken. Dat maakt het voor ouders niet eenvoudiger.

    Dat eindeloze vragen stellen kan verstaan worden als een roep om aandacht of lastig gedrag. Hoewel dat soms het geval is, gaat het meestal om oprechte nieuwsgierigheid en verwondering. Het is dan belangrijk dat we ons afvragen wat het kind bedoelt met die vragen. En ook als het gaat om lastig gedrag is het verstandig ons af te vragen waarom het kind zich zo gedraagt. Een kind is nooit ‘zomaar’, ‘gewoon’ lastig. Dat heeft altijd een reden.

    Het is belangrijk dat we verwondering bij kinderen en jongeren herkennen en niet in de kiem smoren. Dwars denken, nee zeggen, overal vragen bij stellen zijn geen kenmerken van onvolwassen gedrag, dat we kunnen afdoen als een stadium waar ze overheen groeien, maar pogingen tot het ontwikkelen van een eigen identiteit en autonomie. Wanneer we dat gedrag corrigeren, lopen we het risico volwassenwording juist te belemmeren.

    Antwoorden

    Goede vragen hebben zelden één antwoord. Vaak hebben ze meerdere antwoorden die tegenstrijdig lijken en meer vragen oproepen. Dat is op het eerste gezicht heel onbevredigend. ‘Je wilt toch een antwoord op je vraag?’ Soms wel, ja. Maar de nieuwe vragen die voortkomen uit echt interessante vragen brengen ons denken juist verder. Onderweg vinden we wel antwoorden, maar die zijn zelden definitief.

    Er zijn verschillende redenen waarom mensen vaak moeite hebben met verwondering. Een daarvan is, naar mijn overtuiging, de manier waarop we ons onderwijs inrichten. Wij leren kinderen al vroeg dat ze op de vragen die wij aan hen stellen, de goede antwoorden moeten geven. Het gaat daarbij niet om vragen die de kinderen zelf stellen, maar de vragen van de leerkracht of de vragen in het boek en de toets. Zo schepen we kinderen op met dode kennis die zich niet meer ontwikkelt en die ze maar uit hun hoofd moeten leren.

    De conclusie is dan ook dat we kinderen die met veel vragen komen niet alleen maar antwoorden moeten geven, maar hen stimuleren door te vragen. Op de vraag: ‘Wat is elektriciteit?’ is het niet voldoende te antwoorden: ‘Dat zijn bewegende electronen.’ Dat zegt een kind niets en, vermoedelijk, de meeste volwassenen ook niet. De volgende vraag is immers: “Wat is een electron?’ Die vraag is niet zomaar te beantwoorden. Het is in elk geval niet een klein bolletje dat om een atoomkern draait, zoals nog vaak gedacht wordt. We denken dat we weten wat elektriciteit is, maar dat is een vergissing. Tijd voor verwondervragen.

    In plaats van een antwoord geven kun je die vraag beter met je kind samen onderzoeken. Er zijn heel veel leuke proefjes met elektriciteit, waarover je weer talloze nieuwe vragen kunt stellen. Zo kun je samen al heel veel leren over elektriciteit zonder meteen een definitief antwoord op de vraag te hebben wat elektriciteit is.

    Opvoeding en onderwijs

    Helaas is er op de meeste scholen weinig ruimte voor de vragen waar kinderen mee aan komen zetten. Een van mijn grote zorgen over het onderwijs is dan ook dat, naarmate kinderen langer op school zitten, ze hun aanvankelijke nieuwsgierigheid en verbazing over de wereld om hen heen kwijtraken, met als eindstation het cliché van de onderuitgezakte, ongeïnteresseerde, consumerende tiener.

    Meer nog dan ouders weten leraren vaak geen raad met al die vragen. De lessen moeten doorgaan, er komt een toets aan, het boek moet uit, andere kinderen vragen aandacht. Allemaal heel begrijpelijk, maar niet goed voor de ontwikkeling van kinderen.

    Juist wanneer we onze leerlingen stimuleren zelf mooie vragen te stellen, leren we hen dat kennis voortdurend in ontwikkeling is. Dat maakt het interessant en motiveert hen om te leren. In mijn boek Verwondering geef ik allerlei manieren aan om kinderen goede vragen te laten stellen en die vragen verder te onderzoeken.

    Wat kun je doen?

    Zoals gezegd, we doen er goed aan de vragen van kinderen zoveel mogelijk serieus te nemen. Daarbij geldt uiteraard: er is een tijd en plaats voor alles. Ieder kind moet leren dat het niet het middelpunt van de wereld is. Dat is heel moeilijk als het nog klein is. Dan moeten behoeften vaak direct worden bevredigd – eten, drinken, een schone luier, troost, aanraking.

    Wanneer ze wat ouder zijn kunnen we hen leren hun behoeften uit te stellen. Dat geldt ook voor hun vragen. Als vader en moeder met elkaar in gesprek zijn of met iets ander bezig zijn, mogen ze niet storen.

    Kies de momenten op de dag waarop je tijd hebt om met hun vragen aan de slag te gaan. Wanneer je samen eet is een mooie tijd om elkaar vragen te stellen. Ik heb zelf mooie herinneringen aan gesprekken onder het eten over letterlijk alles wat mij en mijn familie interesseerde. Met mijn kinderen heb ik dat ook zo gedaan. Zoiets schept een hechte band.

    In het weekend en in vakanties is er ook vaak tijd om allerlei vragen te onderzoeken. Let wel: onderzoeken is niet hetzelfde als opzoeken en beantwoorden. Het is veel interessanter om samen uit te zoeken waar een ogenschijnlijk simpele vraag toe leidt.

    Een mooie manier om vragen uit te stellen naar een geschikt tijdstip is het bijhouden van een vragendagboek. Moedig ze aan daarin al hun vragen op te schrijven. Dat werkt het beste als ze over een onderwerp zoveel mogelijk vragen noteren. Bijvoorbeeld de vraag: ‘Hoe ziet de wereld eruit zonder dampkring?’ is een heel interessante vraag die weer tot tientallen andere vragen kan leiden, zoals: “Wat is de dampkring?’ ‘Waaruit bestaat de dampkring?’ ‘Wat gebeurt er in de dampkring?’ ‘Wie (planten, dieren) hebben de dampkring nodig?’ Daaruit kunnen ze één mooie of meest interessante vraag kiezen, die je samen kunt onderzoeken. Veel succesvolle wetenschappers en kunstenaars houden ook zo’n vragendagboek bij.

    Sommige vragen, met name levensvragen, lenen zich niet goed voor proefjes zoals bij elektriciteit. Voor zulke vragen zijn filosofische gesprekken en gedachte-experimenten het meest geschikt. Dat is minder ingewikkeld dan het lijkt. Neem het volgende voorbeeld.

    De poes is dood. Dochter vraagt: “Wat is dood?” Dan kun je zeggen: “Poes leeft niet meer,” maar dat is natuurlijk geen bevredigend antwoord. Je kunt je kind vragen: “Wat kon de poes gisteren, toen ze nog leefde?” Dan komen er antwoorden als: lopen, springen, spinnen, miauwen, enzovoort.

    Afhankelijk van de leeftijd van het kind kun je samen nieuwe vragen stellen, zoals: “Wat had poes nodig om elke dag te kunnen bewegen en geluid te maken?” Dan gaat het al snel over eten en drinken en als een poes dat niet meer goed kan, wordt ze ziek en stopt uiteindelijk met bewegen en ademhalen. Dan is ze dood. De vraag wat dood precies is heb je daarmee niet beantwoord, maar dat is geen wonder als je bedenkt dat biologen en medici daar ook geen duidelijk antwoord op hebben.

    Ten slotte

    Wanneer je met je kinderen vragen onderzoekt, ben je aan het filosoferen. Je zult al snel merken dat dat niet alleen leuk is, maar makkelijker dan je eerst misschien dacht. Voor inspiratie over filosoferen met kinderen kun je terecht op de site van Ouders van Nu, bij Filosofiejuf waar ook materiaal besteld kan worden, of op de site Filosoferen met hoogbegaafde kinderen van wijleren.nl.

    In mijn filosofische praktijk kunnen jongeren en hun ouders terecht voor een individueel gesprek. Je kunt hier een afspraak maken.