Tag: vragen

  • Train je brein

    Train je brein

    “Braingym — Beter leren door beweging. Goed voor concentratie. De leukste kinderen. Bevordert de integratie van lichaam en brein. Mindgym — Wetenschappelijk onderbouwd. “Over 3 million people worldwide have changed how they think, feel and behave after coming to MindGym.” Superkrachten voor je hoofd. Train je aandachtsspier. Verbeter je mentale conditie.” Zomaar een handvol kreten die Braingym, Mindgym of andere wondermethoden aanprijzen.

    Op het internet en in boeken van ‘braingym gurus’ kun je allerlei methoden vinden, die beloven dat je beter, succesvoller en gelukkiger wordt wanneer je hun trainingen volgt en de lessen uit de boeken toepast. Als dat toch eens waar was!

    Zulke garanties kan ik je helaas (?) niet geven.En, eerlijk gezegd, betwijfel ik of een van die methoden de claims waar kan maken. Of je een beter, succesvoller, gelukkiger, gezonder mens zult worden door de gesprekken in mijn praktijk, hangt vooral af van wat je zelf doet met de wijsheid die je hebt opgedaan.

    Wijsheid

    Die wijsheid bestaat, in de woorden van de oude Socrates, uit ‘weten wat je niet weet’, en het aannemen van een vragende, onderzoekende denkhouding. Dat lijkt een dooie mus. Je komt naar mijn praktijk om wijzer te worden en ik zeg: ‘Zoek het zelf maar uit.’

    Niets is minder waar. De reden dat we vaak niet weten wat te doen, ons afvragen of ons leven zin heeft, is dat we niet de juiste vragen stellen. Onze gedachten draaien in cirkels. Ons denken wordt piekeren en we zoeken wanhopig naar antwoorden die er niet zijn.

    Een filosofisch gesprek bestaat eruit dat we samen op zoek gaan naar de juiste vragen. Niet antwoorden, maar vragen. In het gesprek kan ik eindeloos de vraag blijven herhalen “Wat is het probleem?” Tot irritatie van mijn bezoeker, maar op een bepaald moment valt het kwartje: “Ja, wat is eigenlijk het probleem?”

    Dat is het moment wanneer je je realiseert dat je het antwoord op die vraag niet kunt geven. “Ik weet het niet.” Wat Socrates bedoelde met wijsheid. En dat is het moment waarop ons onderzoek kan beginnen. Pas wanneer je weet wat je niet weet, kun je de vragen stellen die je verder helpen.

    Geluk

    Wanneer je die vragen gaat stellen, en naarmate je beter wordt in het stellen van vragen, ga je merken dat juist dat proces je dichter brengt bij een toestand die we geluk kunnen noemen. Je ontdekt dat je geluk niet afhangt van het resultaat van je denkproces, maar dat het proces zelf, het denken en de onderzoekende, vragende denkhouding die daarbij hoort, bijdraagt tot je geluk.

    Dat is vreemd. Je komt bij mij met een kwestie, een probleem, waar je niet uitkomt. En in plaats van een antwoord of een oplossing ga je de deur uit met een reeks vragen. Maar juist dat is wat je sterk maakt. Naarmate je vermogen om goede vragen te stellen groeit, merk je dat je als mens groeit. En dat is de bron van geluk.

    Geluk is maar in beperkte mate afhankelijk van de resultaten die we in ons leven bereiken. Het is een cliché: ‘Geld maakt niet gelukkig,’ of vergelijkbare tegeltjeswijsheden. Geluk is niet de status die we met veel inspanning hebben bereikt of de balans die we opmaken aan het eind van ons leven. Bij geluk gaat het om ‘goed leven,’ en leven is hier een werkwoord. Het is minder een toestand dan wel een beweging: goed leven op elk moment van ons leven. Denken is zo’n beweging.

    Wat mijn bezoekers gelukkig maakt is niet het resultaat van een denkproces, de oplossing van een probleem, een antwoord of een plan van aanpak. Het is de ervaring te kunnen denken, die hen vrij maakt en steeds vrijer maakt. Ze vinden ‘nieuwe ruimte’ of ‘meer lucht’ in hun denken.

    Die ervaring, het gevoel van kracht en autonomie, die je ervaart wanneer je beter, nauwkeuriger en ‘schoner’ leert denken, gun ik iedereen die mijn praktijk bezoekt.

  • Tariefwijziging. Antwoord op de inflatie

    Tariefwijziging. Antwoord op de inflatie

    Met ingang van 1 september verander ik de tarieven van mijn praktijk. Het leven wordt duurder voor iedereen en ook mijn praktijk houdt daarmee rekening. Ik heb daarom besloten mijn tarieven voor particuliere bezoekers te VERLAGEN.

    Tijdens de Parade heb ik gemerkt hoeveel mensen behoefte hebben aan een gesprek met iemand die zonder oordeel luistert en die af en toe een vraag stelt om zorgvuldig en zuiver denken op gang te brengen. Mijn collega’s en ik hebben in Amsterdam in twee zondagen ongeveer 50 mensen gesproken over vragen rond leven, zingeving, werk, liefde, de wereld, een goed mens zijn, enzovoort. Ik wil daarom de drempel voor zulke gesprekken zo laag mogelijk maken. Vandaar mijn besluit niet mee te doen met de trend.

    Mijn collega Karen Fiet en ik tijdens ons filosofisch spreekuur op de Parade in Amsterdam. Foto: Elsie Vermeer, Omroep Human.

    Inflatie

    De huidige tarieven in mijn praktijk zijn inkomensafhankelijk, en dat blijft ook zo. Gemiddeld gaan ze ongeveer 12 % omlaag, net zoveel als de prijzen dit najaar gemiddeld omhoog gaan. Het laagste tarief is vanaf 1 september € 25. Zo kan iedereen die door de stijgende energiekosten en andere kosten van levensonderhoud in de problemen komt, zich af en toe een filosofisch gesprek permitteren.

  • Tjipcast over mijn boek

    Vandaag verscheen de podcast met Tjip de Jong over mijn boek De Denkende Klas. Je kunt het hier beluisteren of bekijken.

  • Wat moet ik met de vragen van mijn kind?

    Wat moet ik met de vragen van mijn kind?

    “The important thing is not to stop questioning. Curiosity has its own reason for existence. One cannot help but be in awe when he contemplates the mysteries of eternity, of life, of the marvelous structure of reality. It is enough if one tries merely to comprehend a little of this mystery each day.

    Albert Einstein – “Old Man’s Advice to Youth: ‘Never Lose a Holy Curiosity.’” LIFE Magazine (2 May 1955) p. 64.

    Kinderen — en vooral heel slimme kinderen — kunnen eindeloos vragen stellen. Als ouders kun je je daar soms geen raad mee weten. Je zou willen dat het stopt, of in elk geval flink minder wordt. Dat zou heel jammer zijn. Vragen stellen is een voorwaarde om zelfstandig te denken. Op de meeste scholen wordt weinig ruimte gegeven aan de vragen waar kinderen mee komen. Het resultaat is dat het denken van kinderen wordt afgeremd. Dat is met name schadelijk voor hoogbegaafden, maar eigenlijk ieder kind heeft het nodig dat haar vragen serieus genomen worden.

    Mijn ervaring voor de klas en in mijn filosofische praktijk hebben mij geleerd hoe we wel met hun nieuwsgierigheid en verwondering kunnen omgaan. Hier een paar ideeën voor zowel ouders als leerkrachten en leraren.

    Op de Facebook pagina voor ouders van hoogbegaafde kinderen, Pharos hoogbegaafd, is een levendige discussie aan de gang die startte met de vraag:

    Wat doen jullie met alle vragen die ze afvuren? Ik heb een drieling van 11 die soms maar door blijven vragen. ‘Waarom zit er water in mijn beker?’ ‘Waarom regent het nu?’ ‘Waarom ben ik nu geboren en niet over 35 jaar?’ De ene vraag na de andere, zonder dat ik tijd heb om antwoord te geven en dan komt de volgende vraag weer.

    De reacties lopen uiteen van “Ik word er horendol van” tot “Geniet ervan.”

    Eén reactie zou kunnen zijn die vragen te ontmoedigen, om van het gevraag af te zijn. Bijvoorbeeld met antwoorden in de trant van: “Waarom? Omdat dat nou eenmaal zo is,” of “Ik laat veel vragen onbeantwoord.” Begrijpelijk. Je wilt als ouder ook wel eens rust aan je hoofd na een dag hard werken. Toch zou het jammer zijn als het daarbij blijft.

    Een ander soort reacties in deze discussie suggereert oplossingen die tegelijk recht doen aan de behoefte van de kinderen om vragen te stellen en de begrensde energie van ouders om al die vragen te beantwoorden.

    Laten we om te beginnen eens kijken welke functie vragen hebben en waarom kinderen vragen stellen. Vervolgens bekijken we hoe het onderwijs met vragen van kinderen omgaat. Tenslotte zetten we de mogelijkheden op een rijtje, waarbij kinderen het beste kunnen groeien.

    Verwondering

    Mensen onderscheiden zich van andere dieren niet alleen doordat ze kunnen leren – dat kunnen andere dieren ook – maar dat ze daarover kunnen nadenken. Een mensenkind kan net als een jonge chimpansee leren dat iets lekker is en iets anders vies, alleen het mensenkind kan vragen waarom dat zo isVoorzover wij nu weten – het werk van de Nederlandse onderzoeker van diergedrag Frans de Waal laat zien dat dieren veel dingen kunnen die we tot voor kort als exclusief menselijk beschouwden.. Mensen kunnen denken over het denken: niet alleen vragen wat iets is, maar ook vragen waarom iets zo is en wat iets betekent.

    Elders op deze website leg ik uit wat verwondering als denkhouding inhoudt. Voor nu is het voldoende dat verwondering een manier van denken is waarmee we bij alles vragen kunnen stellen: niets is vanzelfsprekend, niets is ‘gewoon’ wat het is. Dat is precies de denkhouding van (jonge) kinderen. Alles is nieuw en verwonderlijk. Overal kunnen ze vragen over stellen.

    Als we nu ook bedenken dat verwondering de manier van denken is die vooral bij wetenschappers en kunstenaars sterk ontwikkeld is, wordt duidelijk waarom het belangrijk is die vragende denkhouding niet kwijt te raken terwijl kinderen opgroeien naar volwassenheid. In mijn boek Verwondering laat ik zien dat goede vragen stellen een kunst is die alle mensen – van automonteur, verpleegkundige tot architect of neurochirurg – verder brengt in hun werk en hun leven.

    Verwondering en goede vragen stellen helpen ons, volwassen wereldburgers, om zelfstandig te kunnen denken over ingewikkelde problemen waarmee onze maatschappij wordt geconfronteerd. Dat maakt het belangrijk om vragen van kinderen en jongeren een goede plaats te geven in de opvoeding.

    Vragen van kinderen

    Vanaf het moment dat ze kunnen praten stellen bijna alle kinderen vragen. Dat heeft een goede reden. Kinderen proberen voortdurend de omgeving te begrijpen waarin ze leven, niet alleen de fysieke omgeving, maar ook de sociale omgeving, zoals relaties met ouders, broertjes en zusjes, vriendjes. Veel van dat soort elementaire vragen kunnen ouders niet beantwoorden. Die moeten kinderen zelf ondervinden. Wanneer ze die vragen niet stellen ontwikkelen ze zich niet voldoende.

    Terwijl voor alle kinderen vragen stellen een noodzakelijk element is in hun ontwikkeling, geldt dat nog meer voor (hoog)begaafde kinderen. Die stellen vaak diepgaande vragen over het leven en het universum, jaren voordat hun leeftijdsgenoten daar aan toe zijn. Soms zijn dat vragen waar ze zelfs overstuur van kunnen raken. Dat maakt het voor ouders niet eenvoudiger.

    Dat eindeloze vragen stellen kan verstaan worden als een roep om aandacht of lastig gedrag. Hoewel dat soms het geval is, gaat het meestal om oprechte nieuwsgierigheid en verwondering. Het is dan belangrijk dat we ons afvragen wat het kind bedoelt met die vragen. En ook als het gaat om lastig gedrag is het verstandig ons af te vragen waarom het kind zich zo gedraagt. Een kind is nooit ‘zomaar’, ‘gewoon’ lastig. Dat heeft altijd een reden.

    Het is belangrijk dat we verwondering bij kinderen en jongeren herkennen en niet in de kiem smoren. Dwars denken, nee zeggen, overal vragen bij stellen zijn geen kenmerken van onvolwassen gedrag, dat we kunnen afdoen als een stadium waar ze overheen groeien, maar pogingen tot het ontwikkelen van een eigen identiteit en autonomie. Wanneer we dat gedrag corrigeren, lopen we het risico volwassenwording juist te belemmeren.

    Antwoorden

    Goede vragen hebben zelden één antwoord. Vaak hebben ze meerdere antwoorden die tegenstrijdig lijken en meer vragen oproepen. Dat is op het eerste gezicht heel onbevredigend. ‘Je wilt toch een antwoord op je vraag?’ Soms wel, ja. Maar de nieuwe vragen die voortkomen uit echt interessante vragen brengen ons denken juist verder. Onderweg vinden we wel antwoorden, maar die zijn zelden definitief.

    Er zijn verschillende redenen waarom mensen vaak moeite hebben met verwondering. Een daarvan is, naar mijn overtuiging, de manier waarop we ons onderwijs inrichten. Wij leren kinderen al vroeg dat ze op de vragen die wij aan hen stellen, de goede antwoorden moeten geven. Het gaat daarbij niet om vragen die de kinderen zelf stellen, maar de vragen van de leerkracht of de vragen in het boek en de toets. Zo schepen we kinderen op met dode kennis die zich niet meer ontwikkelt en die ze maar uit hun hoofd moeten leren.

    De conclusie is dan ook dat we kinderen die met veel vragen komen niet alleen maar antwoorden moeten geven, maar hen stimuleren door te vragen. Op de vraag: ‘Wat is elektriciteit?’ is het niet voldoende te antwoorden: ‘Dat zijn bewegende electronen.’ Dat zegt een kind niets en, vermoedelijk, de meeste volwassenen ook niet. De volgende vraag is immers: “Wat is een electron?’ Die vraag is niet zomaar te beantwoorden. Het is in elk geval niet een klein bolletje dat om een atoomkern draait, zoals nog vaak gedacht wordt. We denken dat we weten wat elektriciteit is, maar dat is een vergissing. Tijd voor verwondervragen.

    In plaats van een antwoord geven kun je die vraag beter met je kind samen onderzoeken. Er zijn heel veel leuke proefjes met elektriciteit, waarover je weer talloze nieuwe vragen kunt stellen. Zo kun je samen al heel veel leren over elektriciteit zonder meteen een definitief antwoord op de vraag te hebben wat elektriciteit is.

    Opvoeding en onderwijs

    Helaas is er op de meeste scholen weinig ruimte voor de vragen waar kinderen mee aan komen zetten. Een van mijn grote zorgen over het onderwijs is dan ook dat, naarmate kinderen langer op school zitten, ze hun aanvankelijke nieuwsgierigheid en verbazing over de wereld om hen heen kwijtraken, met als eindstation het cliché van de onderuitgezakte, ongeïnteresseerde, consumerende tiener.

    Meer nog dan ouders weten leraren vaak geen raad met al die vragen. De lessen moeten doorgaan, er komt een toets aan, het boek moet uit, andere kinderen vragen aandacht. Allemaal heel begrijpelijk, maar niet goed voor de ontwikkeling van kinderen.

    Juist wanneer we onze leerlingen stimuleren zelf mooie vragen te stellen, leren we hen dat kennis voortdurend in ontwikkeling is. Dat maakt het interessant en motiveert hen om te leren. In mijn boek Verwondering geef ik allerlei manieren aan om kinderen goede vragen te laten stellen en die vragen verder te onderzoeken.

    Wat kun je doen?

    Zoals gezegd, we doen er goed aan de vragen van kinderen zoveel mogelijk serieus te nemen. Daarbij geldt uiteraard: er is een tijd en plaats voor alles. Ieder kind moet leren dat het niet het middelpunt van de wereld is. Dat is heel moeilijk als het nog klein is. Dan moeten behoeften vaak direct worden bevredigd – eten, drinken, een schone luier, troost, aanraking.

    Wanneer ze wat ouder zijn kunnen we hen leren hun behoeften uit te stellen. Dat geldt ook voor hun vragen. Als vader en moeder met elkaar in gesprek zijn of met iets ander bezig zijn, mogen ze niet storen.

    Kies de momenten op de dag waarop je tijd hebt om met hun vragen aan de slag te gaan. Wanneer je samen eet is een mooie tijd om elkaar vragen te stellen. Ik heb zelf mooie herinneringen aan gesprekken onder het eten over letterlijk alles wat mij en mijn familie interesseerde. Met mijn kinderen heb ik dat ook zo gedaan. Zoiets schept een hechte band.

    In het weekend en in vakanties is er ook vaak tijd om allerlei vragen te onderzoeken. Let wel: onderzoeken is niet hetzelfde als opzoeken en beantwoorden. Het is veel interessanter om samen uit te zoeken waar een ogenschijnlijk simpele vraag toe leidt.

    Een mooie manier om vragen uit te stellen naar een geschikt tijdstip is het bijhouden van een vragendagboek. Moedig ze aan daarin al hun vragen op te schrijven. Dat werkt het beste als ze over een onderwerp zoveel mogelijk vragen noteren. Bijvoorbeeld de vraag: ‘Hoe ziet de wereld eruit zonder dampkring?’ is een heel interessante vraag die weer tot tientallen andere vragen kan leiden, zoals: “Wat is de dampkring?’ ‘Waaruit bestaat de dampkring?’ ‘Wat gebeurt er in de dampkring?’ ‘Wie (planten, dieren) hebben de dampkring nodig?’ Daaruit kunnen ze één mooie of meest interessante vraag kiezen, die je samen kunt onderzoeken. Veel succesvolle wetenschappers en kunstenaars houden ook zo’n vragendagboek bij.

    Sommige vragen, met name levensvragen, lenen zich niet goed voor proefjes zoals bij elektriciteit. Voor zulke vragen zijn filosofische gesprekken en gedachte-experimenten het meest geschikt. Dat is minder ingewikkeld dan het lijkt. Neem het volgende voorbeeld.

    De poes is dood. Dochter vraagt: “Wat is dood?” Dan kun je zeggen: “Poes leeft niet meer,” maar dat is natuurlijk geen bevredigend antwoord. Je kunt je kind vragen: “Wat kon de poes gisteren, toen ze nog leefde?” Dan komen er antwoorden als: lopen, springen, spinnen, miauwen, enzovoort.

    Afhankelijk van de leeftijd van het kind kun je samen nieuwe vragen stellen, zoals: “Wat had poes nodig om elke dag te kunnen bewegen en geluid te maken?” Dan gaat het al snel over eten en drinken en als een poes dat niet meer goed kan, wordt ze ziek en stopt uiteindelijk met bewegen en ademhalen. Dan is ze dood. De vraag wat dood precies is heb je daarmee niet beantwoord, maar dat is geen wonder als je bedenkt dat biologen en medici daar ook geen duidelijk antwoord op hebben.

    Ten slotte

    Wanneer je met je kinderen vragen onderzoekt, ben je aan het filosoferen. Je zult al snel merken dat dat niet alleen leuk is, maar makkelijker dan je eerst misschien dacht. Voor inspiratie over filosoferen met kinderen kun je terecht op de site van Ouders van Nu, bij Filosofiejuf waar ook materiaal besteld kan worden, of op de site Filosoferen met hoogbegaafde kinderen van wijleren.nl.

    In mijn filosofische praktijk kunnen jongeren en hun ouders terecht voor een individueel gesprek. Je kunt hier een afspraak maken.