Categorie: onderwijs

  • Workshop De Denkende Klas, Jenaplanconferentie

    Workshop De Denkende Klas, Jenaplanconferentie

    Gisteren heb ik drie keer een workshop gegeven op de Jenaplanconferentie over mijn boek De Denkende Klas. Drie keer een groep van 25 bevlogen en enthousiaste onderwijsmensen met wie ik vragen heb onderzocht als: Wat is denken? Wat is verwondering? Hoe krijgen we onze leerlingen aan het denken? Waarom zouden we onze leerlingen stimuleren zelf te denken? We hebben een paar oefeningen uit mijn boek gedaan: Prikkelvragen, de Brandpuntmethode en Socratisch seminar, een paar van de vele praktische oefeningen die je in mijn boek kunt vinden. Het is altijd een groot plezier om met gelijkgestemde onderwijsmensen bij elkaar te zijn. We hebben vaak maar een paar woorden nodig en we begrijpen wat we bedoelen. We herkennen elkaars worstelingen en ook de succesmomenten.

    Mijn doel bij deze workshops is mijn onderwijscollega’s de ogen te openen voor een andere manier van lesgeven — minder gericht op kennisoverdracht (en -reproductie) en meer gericht op leerlingen diep leren nadenken over de dingen die relevant zijn. Vanuit mijn lange ervaring met denken met mijn leerlingen en studenten, en ook vanuit mijn waarnemingen op andere scholen kan ik hard maken dat zulk onderwijs niet alleen leerlingen stimuleert maar ook ons leraren plezier in ons werk geeft.

    Elke les in een denkende klas is weer een nieuw avontuur, een nieuwe ontdekkingsreis. Niet alleen voor onze leerlingen maar ook voor onszelf. Terwijl we samen met onze leerlingen de wereld beter begrijpen, leren we steeds weer iets nieuws over onszelf, als leraar en als mens.

    Waarom is dat belangrijk?

    Mijn grootste zorg in het onderwijs is dat kinderen hun nieuwsgierigheid en hun enthousiasme om te leren kwijtraken, in de loop van twaalf jaar verplicht onderwijs. Op de kleuterschool en de basisschool gaat het meestal nog wel goed. Dat zegt ook wel iets over de kwaliteit van de leerkrachten! Dat mag ook wel eens gezegd worden.

    Op de middelbare school neemt die leergierigheid en nieuwsgierigheid vaak af. Wonderlijk genoeg wordt dat geaccepteerd als een soort natuurwet: Pubers zijn nou eenmaal niet geïnteresseerd in school. zoiets hoor ik ook terug in de talloze gesprekken die ik met laag gemotiveerde leerlingen heb: School is een gevangenis, School is saai, Alle lessen zijn hetzelfde. Dat is geen natuurwet. Dat is iets wat we zelf hebben geconstrueerd en in stand houden. En dat kan anders.

    Niet alleen in het voortgezet onderwijs, ook in het basisonderwijs laten we ons regeren door alles wat moet — of waarvan wij denken dat het moet. Toetsen, meten, afrekenen, controleren, administratie. Eindeloos veel toetsen waarvan onze leerlingen gestresst raken, en interessant genoeg ook wijzelf, wanneer we bedolven raken onder stapels nakijkwerk. Het gevolg is dat leerlingen niet alleen gestresst raken maar ook al hun motivatie verliezen voor school. We krijgen hen alleen nog maar met extrinsieke motivatie aan de gang. Hun eigen, diepe en relevante interesses spelen geen rol.

    Mijn zorg is ook dat er een generatie volwassen wordt die niet de middelen heeft om zich te verzetten tegen alle kwaadaardige misinformatie waaraan ze wordt blootgesteld. Dat is een ontwikkeling die onze democratische samenleving tot in het hart aantast. Het is bijna normaal geworden dat mensen hun mening — soms met geweld — aan anderen opleggen, zonder daarvoor controleerbare feiten en argumenten te geven. ‘Ook wetenschap is maar een mening.’ Denk aan de klimaat- en de Covid-discussie. Goed onderwijs, waarin kinderen leren zelfstandig na te denken over feiten en argumenten, is dan ook essentieel. Wij als leraren hebben niet alleen een pedagogische opdracht. Die opdracht dient ook een rechtvaardige en democratische maatschappij.

    Hoe anders?

    Ik ben geen onderwijsgoeroe. Verwacht van mij geen verhaal over hoe je moet lesgeven. Ik heb geen antwoord op de huidige onderwijscrisis. Ik houd me verre van de hoog oplopende discussie over wat effectief onderwijs is, directe geleide instructie of ontdekkend en onderzoekend leren. Niet uit lafheid, maar omdat ik in een lang onderwijsleven heb geleerd dat er niet één juiste, ‘wetenschappelijk bewezen’, ‘evidence-based’, manier van lesgeven is. Voor alles is een tijd en een plaats en de expertise van de docent bepaalt wat dat is.

    Ik prijs mijn manier van werken — denken met mijn leerlingen — dan ook niet aan als hèt antwoord op de problemen in het onderwijs. Ik heb het volste vertrouwen in mijn collega’s dat ze zelf kunnen bepalen hoever ze daarin mee willen (of kunnen) gaan. Je moet er zelf plezier in hebben: zelf net zo nieuwsgierig zijn als je leerlingen, niet tevreden zijn met de pasklare antwoorden uit het boek of de correctiemodellen van het eindexamen, maar bereid zijn door te vragen en te leven met onzekerheid en het niet weten.

    Het leven, waar wij onze leerlingen op voorbereiden, kent ook geen zekerheden en pasklare antwoorden. Wij mensen zijn ons leven lang aan het zoeken naar antwoorden op onze vragen. Vragen over goed en kwaad, over de liefde, de schoonheid, de waarheid. Maar ook over hoe de wereld in elkaar steekt, hoe de natuur werkt, hoe mensen met elkaar omgaan, hoe mensen zich tot de natuur verhouden. En nog oneindig veel meer vragen, waar ieder mens, ieder kind warm van wordt. Dan kunnen we ons daar op school maar het beste in oefenen. Dat is niet iets hoogdravend filosofisch — alleen bestemd voor geleerde mensen. Iedereen kan over zulke vragen nadenken.

    Daarover gaat mijn boek De Denkende Klas. Het is een uitnodiging na te denken over de vraag: Wat kan ik doen om mijn lessen meer diepgang en relevantie te geven voor mijn leerlingen? Een echt goede les heeft een zekere urgentie. Er staat iets op het spel. Dat lukt ons lang niet altijd — mij niet, zeg ik eerlijk — vaak ook wel en dat is een moment van groot geluk. Maar alleen al ernaar streven verrijkt ons onderwijs en ons leven. En onze leerlingen zien onze worsteling om het goede, het ware en het schone te bereiken en zien dat wij ook mensen zijn die kunnen falen en van onze fouten leren. Daarmee geven we hun een geschenk voor het leven.

    De powerpoint van de workshop kun je hier nog eens bekijken.

    Het boek De Denkende Klas kun je hier bestellen. Voor deelnemers aan de Jenaplanconferentie geldt deze week nog een korting van 10%, exclusief verzendkosten.

  • Tjipcast over mijn boek

    Vandaag verscheen de podcast met Tjip de Jong over mijn boek De Denkende Klas. Je kunt het hier beluisteren of bekijken.

  • Podcast over denken in het onderwijs

    Een tijdje terug had ik een goed gesprek met twee leuke onderwijsmensen, Igor Verettas en Michael Bunink, van SAKS in Alkmaar. De podcast kun je hier beluisteren.

    PODCAST DIT IS ONDERWIJS: DICK VAN DER WATEREN (S01A09)

    >>Podcast>>

    Dit schrijven ze op hun website:

    De maatschappij van de toekomst vraagt om ander onderwijs dan hoe we in het verleden op school leerden. Maar het gaat ook om andere uitdagingen. Thema’s zoals milieu, globalisering en samenwerken zijn bepalend voor hoe de toekomst van onze wereld eruitziet. In deze podcastserie bevragen we onze bevlogen gasten wat zij hiervan vinden.

    Dick van der Wateren is schrijver, pedagoog, onderwijskundige, docent in het voortgezet onderwijs en wetenschapper. Hij deelt in de podcast gedachten over onderwijs, opvoeding, tieners en hun ouders. Wat gaat goed, wat kan beter? En af en toe maakt hij zich kwaad, want onderwijs en de belangen van jongeren komen in deze tijd al te vaak in de knel.

    Dit is Onderwijs is iedere donderdag om zes uur te horen op Streekstad Centraal en natuurlijk te vinden op streekstadcentraal.nl, en is een samenwerking tussen Streekstad Centraal en SAKS.

  • Onderpresteren

    Onderpresteren

    Hoewel ik al jaren onderpresteerders begeleid, blijf ik het een vervelend woord vinden: onderpresteren. Het suggereert dat je ergens onder zit, onder je niveau, lager dan het niveau van je leeftijdgenoten. Presteren is ook zo’n woord waar ik moeite mee heb. Onderpresteren suggereert – onterecht – dat je mislukt bent en dat is slecht voor je gevoel van eigenwaarde.

    Ik vind de vraag of je een onderpresteerder bent en op welk niveau je zou moeten presteren niet zo interessant. Als je bij mij komt, weet je dat zelf waarschijnlijk ook wel, en dat het niet lukt, maakt je misschien ongelukkig. Ik vind het veel interessanter om eerst maar eens te onderzoeken wat jij als de zin en het doel van je leven ziet. Zeker, ik kan je helpen slimmer te studeren – in minder tijd meer bereiken – zodat je meer tijd overhoudt voor de dingen die je belangrijk vindt. Dat komt nog wel, als jij daar behoefte aan hebt.

    Wat Wil Jij?

    Laten we bij het begin beginnen. Wat wil jij? Die vraag geef ik mijn bezoekers vaak mee op het afsprakenkaartje aan het eind van een gesprek, om daar tot het volgende gesprek over na te denken. Dat schrijf ik zo op: Wat Wil Ik? Daarmee geef ik aan dat die vraag gaat over drie begrippen. Wat. Welke dingen, welke relaties en welke waarden vind jij belangrijk? Wat wil je bereiken? Willen. Wat is jouw wil? Jouw wil in verhouding tot anderen, grenzen aan wat jij wilt. Ik: Jij als zelfstandig persoon. Jij in verhouding tot andere mensen en dingen.

    Over alle drie kun je nadenken en door dat te doen word je steeds meer bewust van jouw plaats tussen anderen mensen en in de wereld. Dat leidt dan tot de belangrijkste vraag: Wie ben ik? Wat is belangrijk in jouw leven? Wat verwacht je van je leven? Wat maakt je gelukkig en wat maakt je ongelukkig? Wat motiveert je (letterlijk: wat beweegt je)?

    Dat lijken vragen van een psycholoog of een therapeut. Elders op deze site schrijf ik dat ik geen psycholoog of therapeut ben. Die vragen zijn dan ook niet bedoeld als therapie, maar om jou aan het denken te zetten. In de eerste plaats over jezelf.

    In de loop van de gesprekken ga je steeds beter en helderder nadenken over de dingen waarmee je worstelt of die je dwarszitten. Daarmee groeit je zelfbewustzijn en je zelfvertrouwen. Dat helpt je om goede beslissingen te nemen en je koers te bepalen.

    Slimmer leren

    Als gezegd, ik vind ‘onderpresteren’ een ongelukkig woord. Je presteert namelijk al. Je hebt vaak al op allerlei manieren geprobeerd verstandig te studeren, niet meer uit te stellen, harder te werken. Maar ondanks alle goede voornemens lukt het maar niet.

    Het lijkt heel moeilijk om het anders aan te pakken, maar dat valt vaak nogal mee. Als je een duidelijk doel hebt, lukt het je om de knop om te draaien. Daarom beginnen we onze gesprekken dan ook over wie jij bent en wat jij wil. Niet over wat je ouders of je leraren willen. Ik ga jou ook niet vertellen wat je moet doen. Ik geef alleen advies en tips als jij er zelf om vraagt.

    Dit deel van de gesprekken is dan ook meer gericht op het oplossen van het probleem van uitstellen, onhandig plannen, onhandige leergewoonten en je niet kunnen concentreren. In een aantal gesprekken help ik je op weg om slimmer te leren. Mijn ervaring is dat de meeste mensen met die aanpak leren meer te bereiken in minder tijd en met minder inspanning. Je houdt meer tijd over naast school of studie. Je hebt minder stress voor toetsen en examens en kunt je beter ontspannen. Wie wil dat niet?

    Deze gesprekken zijn voor iedereen vanaf een jaar of 12, vmbo, havo, vwo, mbo, hbo en universiteit. Je hoeft geen moeilijke boeken te lezen, alleen maar zelf denken en dat kan iedereen.

  • Tips voor ouders met thuislerende kinderen

    Tips voor ouders met thuislerende kinderen

    Dit stuk heb ik samen met Lauk Woltring geschreven, mederedacteur van het boek De Ontwikkeling van Jongens in het Onderwijs.


    Jongeren die nu gedwongen thuis zitten vinden het vaak moeilijk hun schoolwerk goed te organiseren. De vaste regelmaat en structuur van school en het directe contact met de leraren boden eerder nog houvast maar dat is nu weggevallen. Sommigen hebben daar minder moeite mee en zij zijn blij met de zelfstandigheid die ze onverwacht hebben gekregen.

    Maar de meesten vinden het lastig hun week structuur te geven, vooral diegenen die daar op normale schooldagen ook al moeite mee hadden. Uit onderzoek en de ervaringen van leraren en pedagogen blijkt dat jongens vaker dan meiden moeite hebben met het organiseren van hun huiswerk en het vinden van een goede balans tussen school en vrije tijd.

    Voor ouders die hun kinderen daarbij willen helpen hebben we hier een aantal tips, ontleend aan het boek De Ontwikkeling van Jongens in het Onderwijs. We weten nog niet waar dit alles heen gaat, wanneer de scholen weer starten (en hoe…), maar ook als straks de scholen weer (gedeeltelijk) opengaan blijven deze tips van kracht.

    N.B. Deze tips gaan vooral over jongens, maar ook meiden kunnen in deze tijd extra ondersteuning gebruiken.

    Naast moeilijkheden biedt deze situatie ook allerlei kansen; een kans om contact te hebben met uw kinderen, te sturen op nieuwsgierigheid en verwondering, en groei naar zelfstandigheid stimuleren. Terwijl school soms een keurslijf is kunnen we nu afstemmen op het individuele kind en zijn ontwikkeling – zijn kwaliteiten, wat hem bezig houdt, boeit en wat daarvoor nodig is.

    Autonomie

    Uitgangspunt is dat we jongeren steunen in hun behoefte aan autonomie. Tieners willen zelf bepalen wat ze leuk vinden en hoe ze hun schoolwerk aanpakken. De ervaring leert dat, als we die behoefte erkennen, ze onze steun graag accepteren en beter leren omgaan met zelfstandigheid. Daarvoor moeten we uitgaan van het doel van het kind, het steunen bij het bereiken van dat doel, bespreken welke belemmeringen er zijn en wat het nog moeilijk vindt.

    In de meeste gevallen zal uw kind als doel hebben over te gaan met (ruim) voldoende cijfers. Bekijk samen of er achterstanden zijn en breng die duidelijk in kaart. Dat is nodig om het schoolwerk goed te plannen.

    Leg uw kind uit: “Je hebt nu de kans om zelf je schoolwerk aan te pakken op jouw manier; je kunt nu zelf keuzes maken en ik help je daarbij waar het kan en als jij dat wil.”

    In de gesprekken met uw kind is het belangrijk dat u hem de ruimte geeft zelf een aanpak te bedenken om zijn doel te bereiken en oplossingen te vinden voor problemen. Kom pas met tips wanneer hij er om vraagt. Dat werkt het beste.

    Vaak zijn er zaken die hem van zijn schoolwerk afhouden: digitale media, games enzovoort. Laat hem daar zelf een oplossing voor bedenken en afspraken over maken. Geef wel grenzen aan.

    Vermijd ‘waarom-vragen’ zoals: “Waarom doe je dit, waarom niet dat?” “Waarom heb je niet …?” Dat is vaak vragen om verantwoording over iets waar hij (zij) nog geen controle over heeft of woorden voor heeft. Dat voelt als een oordeel en is een gegarandeerde manier om het gesprek te stoppen. Beter is vragen: “Wat vind je er zelf van?” “Hoe zou je dit oplossen/aanpakken?” Enzovoort.

    Pas als dat niets oplevert kunt u vragen: “Zal ik je een tip geven?”, “Kijk eens of … werkt.” Misschien wijst hij dat af en komt hij zelf met een idee. Dat is autonomie bevorderen!

    Aan het eind van de dag of aan het eind van de week kunt u samen de vorderingen evalueren. Daarbij is het belangrijk dit positief te formuleren: “Wat is er al gelukt?” of “Hoe kun je je doel nog beter bereiken?”

    Geef daarbij vooral concrete feedback over de aanpak en niet zozeer over het resultaat. Bijvoorbeeld: “Hoe kun je je tijd anders indelen?”, “Aan welk vak kun je beter eerst werken?” of: “Wat kun je veranderen aan je aanpak?”

    Zelfstandig werken zal misschien niet meteen lukken. Probeer dat zonder te oordelen met uw kind te bespreken. Laat zien dat u er vertrouwen in hebt dat hij kan groeien: “Je kunt het NOG NIET, maar als je blijft proberen gaat het lukken.” Dat woordje ‘nog’ is belangrijk. Het geeft aan dat hij zich kan ontwikkelen.

    Geef vooral aandacht aan successen. Ook kleine succesjes zijn een teken van vooruitgang.

    Planning

    Als het mogelijk is, zorg dat iedereen in huis een werkplek heeft waar hij (zij) geconcentreerd kan werken.

    Jongeren (en met name jongens) hebben vaak moeite met planning. Een planning maken lukt soms nog wel, maar je eraan houden is lastiger. En nu de structuur van school is weggevallen moet uw kind voor de eerste keer zijn dagen en weken zelf plannen. Een goede planning zorgt dan voor rust en ruimte: “Je zult zien dat je in minder tijd meer kunt bereiken, waardoor je meer tijd overhoudt voor andere dingen.” En: “Je zult zien dat je minder stress hebt over school.”

    Als hij hulp accepteert, stel dan samen regels voor de planning op. Teken die op een groot vel papier, waarbij verschillende blokken verschillende kleuren kunnen krijgen. Dat papier kan hij ergens in zijn kamer ophangen. Vul de blokken met potlood in zodat de planning makkelijk kan worden aangepast.

    Als bekend is wanneer de contacten met school zijn, begin dan met de blokken voor vrije tijd. Plan de tijd om te chillen aan het eind van de dag als het schoolwerk af is. Het is belangrijk dat hij ziet dat school niet ten koste gaat van zijn vrije tijd. Geen zorg als die vrijetijdblokken in het begin wat optimistisch groot worden gemaakt. Tijdens de dagelijkse of wekelijkse evaluatie kunt u vragen: “Werkte het zo?” “Had je voldoende tijd om aan je doel te werken?”

    Weekplanning

    Maak de weekplanning in het weekend. Maak duidelijk onderscheid tussen online-lessen, zelfwerkblokken (opdrachten en leerwerk), online-vragenuur met mentor of vakdocent, toets momenten en momenten voor het inleveren van opdrachten, en vrije tijd. Wissel zelfwerkblokken af met pauzes van een halfuur om de geleerde kennis te laten zakken. Drink een kop thee, wandel even en probeer prikkels zoveel mogelijk te vermijden.

    Na een tijd komt uw kind in een flow en is uw hulp niet meer of alleen af en toe nodig.

    Dagplanning

    Zorg voor een vaste dagstructuur met het hele gezin; op tijd opstaan, vaste etenstijden en voldoende tijd om te slapen.

    Begin de dag met beweging. Daarmee wordt het lichaam wakker en gaat bloed naar de hersenen stromen. Breng de pauzes en de vrije tijd ook met zoveel mogelijk beweging door, buiten met een bal of binnen oefeningen doen of touwtjespringen (waarom niet?).dat kunnen ook kleine huishoudelijke klusjes zijn.

    Als u zelf vanuit huis werkt kunt u samen ontbijten (lukt buiten coronatijd vaak niet) en pauzes plannen: in de ochtend, lunchtijd, halverwege de middag en het avondeten.

    Bespreek of hij overhoord wil worden, wanneer en voor welke vakken.

    Spreek af wanneer u met uw kind de dag evalueert. Zie de vragen hierboven.

    Stimuleer hem vragen te stellen aan familieleden, de mentor of de vakdocent. Dat zal hij misschien lastig vinden en daarbij uw hulp kunnen gebruiken.

    En als uw kind aangeeft geen hulp te willen, accepteer dat, ook als u ziet dat het hem (nog!) niet lukt zijn tijd goed in te delen. Geef aan dat u altijd bereid bent te helpen als hij er niet uitkomt. En blijf, zonder oordeel, belangstellend vragen hoe het gaat. Geduld, hoe moeilijk soms ook, werkt op de lange duur het beste.

    Tenslotte dit: iedere ouder heeft zijn of haar eigen opvoedstijl. Beschouw deze tips daarom als adviezen die op ervaring berusten, niet als dwingende voorschriften. Bedenk dat deze tijd ook extra kansen biedt om contact met uw kind te hebben, niet opdringerig, maar gewoon ‘er zijn’, af en toe delen waar je mee bezig bent. Dit geldt extra voor vaders die ‘normaal’ vaak buiten beeld zijn door hun werk buitenshuis; bewezen is dat betrokken vaders leiden tot minder problemen later.

    Wij wensen u veel sterkte maar ook veel plezier met uw kind in deze wonderlijke tijden.

    Het boek De Ontwikkeling van Jongens in het Onderwijs geeft de nieuwste inzichten over de oorzaken van problemen die jongens vaak hebben in het onderwijs. Het staat boordevol aanwijzingen voor leraren en opvoeders om hen door de schooljaren heen te helpen. U kunt het hier bestellen.

    Woltring, L., & Van Der Wateren, D. (Red.). (2019). De ontwikkeling van jongens in het onderwijs. Context en praktijk van primair tot en met hoger onderwijs. LannooCampus.

    Bij deze tips hebben we ook gebruik gemaakt van tips van Lydia Sevenster, GoedPresteren.nl.